"Onder verdriet zit dat je bang bent"

Het is zomervakantie geweest en Tee zit nu twee weken in groep 4. “Ik krijg lekkere moeilijke sommen.” zegt ze tevreden. Ze heeft een afspraak met de juf gemaakt dat ze meteen als ze boos wordt naar haar toe gaat. Ze zal dus niet zelf haar zaakjes oplossen. Dat kan ze natuurlijk wel maar dan wordt ze altijd zo kwaad. De juf helpt haar met minder boos te worden.

“Is school nu leuker?”

Tee knikt. Leuker dan eerst ja. Maar leuk? Nee dat niet. Ze zou er liever niet heen gaan. Op school is gebleken dat de wereld niet voor kinderen gemaakt is. Daarom wil Tee ook liever geen kind zijn. De grote mensen luisteren nooit naar haar. Je kunt maar beter volwassen zijn. Dan heb je veel meer opties.

“Met wie speel jij nou eigenlijk als jullie pauze hebben op school?”

“Met niemand.” zegt Tee luchtig. “Ik speel altijd alleen. Dat vind ik niet erg hoor. Dat doe ik al heel lang.”

Ze rommelt door het kledingrek en vist er een lange zwarte cape uit. Met een schuin hoofd zwaait ze met de glanzende stof. “Ha! Ik ben een vampier.”

“Wil je niet met de andere kinderen spelen?”

Ze geeft de cape aan mij, kiest een feestjurk met glitters en trekt hoge hakken aan.

“Kinderen vinden mij nooit zo leuk.”

Oh Tee toch… Ik hoop niet dat ze dat zelf ook denkt. Daarom ben ik bang voor het antwoord op mijn volgende vraag: “Vind je dat ze gelijk hebben?”

Tee draait zich naar mij toe en zegt eenvoudig: “Nee, ik vind mezelf heel leuk.”

De hoge hakken gaan weer uit. Ze heeft twee verschillende sokken aan.

“Mag ik in het tentje?” vraagt ze ineens.

Ze maakt het gezellig met een zitzak en een dekentje. De opening van het tentje zet ze naar de muur zodat ik haar niet kan zien. Vanuit die verstopplek praten we verder.

Ik ben opnieuw in haar klas geweest en heb gezien dat ze heel hard huilde toen haar paddenstoel mislukte. Waar ze eerder gegild en geschopt had moest ze nu verschrikkelijk huilen met die smalle schoudertjes van d’r. 

“Boosheid is een soort van jas.” zeg ik. “Een jas met stekels, zoals een kastanje. En als je die jas van boosheid uittrekt zitten daar vaak tranen onder.”

“Ja.” klinkt het vanuit het tentje. “En als je de jas van tranen uittrekt zit daar weer iets anders onder.”

“Zou daar geluk onder zitten? Of gewoon, dat je je rustig en tevreden voelt?” vraag ik hoopvol.

“Nee joh!” Tee draait zichzelf met tent en al om. Ze ligt op de zitzak. Haar benen steken omhoog, haar hoofd past niet meer in de tent en rust op de grond. Met pluizige haartjes.

“Onder verdriet zit dat je bang bent.” zegt ze. 

Ik kijk haar aan. Op de kop. 

“Ik denk dat je daar gelijk in hebt, Tee.”

“Het is echt zo.” lachend haalt ze haar schouders op. 

Zeven jaar. En dat weet ze gewoon. 

Onder verdriet zit dat je bang bent.


Sarah de Vries, drama therapeut en ambulant schoolbegeleider