De behandeling draait om de psycholoog

Door Fatma Geneidi
Op een regenachtige maandag in 1984 had mevrouw Omari een afspraak bij de psycholoog. Zij was in een enorme dip terecht gekomen, na het overlijden van haar 10-jarige zoon. Na een suïcidepoging werd ze aangemeld bij een psycholoog. Ze vond het spannend en begreep niet goed wat haar te wachten stond.
De psycholoog vroeg naar haar afkomst. Ze vertelde dat ze van Tunesische afkomst is. Dit was het begin van een bijzondere wending van de intake. De psycholoog vertelde haar over zijn eigen ervaringen, zo had hij een vriend die slecht was behandeld in Tunesië omdat hij homo is. Zijn toon werd steeds harder. Hij vertelde mevrouw Omari wat ze zijn vriend aan hadden gedaan en vroeg haar op een gegeven moment: ‘Waarom doen jullie zo?’. Mevrouw Omari reageerde hierop door te zeggen dat zij zelf heel open en tolerant is en niet het gedrag van andere kan verklaren. Ze had hoop dat hij zou stoppen met de vragen. Maar dit gebeurde niet. Ze raakte gestrest en begreep niet waarom hij deze vragen bij haar neerlegde. Het gesprek zou toch over haar hulpvraag gaan?
De tweede sessie ging ze met tegenzin naar de afspraak. Ze twijfelde. Ging toch. Want: afspraak is afspraak. De psycholoog zei dat hij had gelezen dat zij een suïcidepoging had gedaan. Hij vroeg haar waarom ze dat had gedaan en vertelde dat ze dat niet nog een keer moet doen. Mevrouw Omari was verbaasd. Toen hij weer over zijn vriend begon was dat voor mevrouw Omari de druppel. Ze schreeuwde, rende de kamer uit en nam zich voor nooit meer naar een psycholoog te gaan.
Jarenlang liep zij rond met onverwerkte rouw, herbelevingen en verdriet. En met de overtuiging dat een psycholoog haar niet kan helpen. Zij heeft door deze nare ervaring 39 jaar lang de GGZ vermeden. Door een gesprek met haar diabetesverpleegkundige die haar motiveerde en zei dat psychologen ook anders kunnen zijn (dan haar nare ervaring), gaf ze het een kans.
Voor het plannen van de intake had ik contact gehad met haar dochter. Haar moeder (mevrouw Omari) vond het eng om te komen en wilde daarom dat haar dochter meekomt. ‘Maar ze moet alleen naar de afspraak, toch?’ vroeg de dochter. ‘Oh nee dat hoeft niet’, reageerde ik. ‘Bij FamilySupporters vinden we het juist heel waardevol als een familielid of een belangrijke persoon uit de omgeving mee komt, vooral tijdens de intake fase, kom gerust mee de eerste keer dan kijken we daarna verder’. Dochter was opgelucht.
Een paar maanden geleden ontmoette ik mevrouw Omari voor het eerst. Een goed uitziende vrouw die je nooit 67 jaar zou geven, maar dat was ze dus wel. Door de bril met vierkanten glazen en een blauw dik montuur zag ik ogen die veel verdriet droegen, maar vooral ook veel intelligentie uitstraalden.
We (mijn collega en ik) maakten contact. We gebruikten humor. We hadden als doel dat ze zich op haar gemak zou voelen, niet dat het intakeverslag na één afspraak compleet moest zijn. We erkenden haar gevoelens. Stonden stil bij dat het ook spannend is om naar een psycholoog te gaan. We gaven haar terechte complimenten, complimenten over dat ze de vermijding na zo een nare ervaring heeft doorbroken na 35 jaar en ook over dat ze goed Nederlands sprak. Mevrouw straalde, keek naar haar dochter en zei met een glimlach ‘Dat zegt mijn dochter ook altijd’.
Het einde van de sessie was aangebroken. We checkten hoe zij het gesprek had ervaren. Het was goed. Ze voelde zich op haar gemak, maar moest het wel allemaal laten bezinken.
De tweede afspraak kwam haar dochter weer mee. Aan het einde spraken we af dat haar dochter de volgende keer aan het begin zou aansluiten en dat wij daarna met z’n tweetjes verder zouden gaan. Zogezegd zo gedaan. Aan het einde van de sessie keek ik mevrouw Omari aan en zei ik met een glimlach ‘Nu is het tijd voor de grote vraag..’. Mevrouw Omari keek verrast en vroeg ‘Hoe bedoel je? ’Nou’ zei ik, ‘Hoe gaan we het de volgende keer doen? Komt je dochter mee?’. Mevrouw Omari lachte en zei ‘Nee, die hoeft niet mee hoor. Zij heeft het druk genoeg met werk en ik kan prima alleen komen’.
Ik denk dat psychologen heel erg bewust mogen en misschien wel moeten zijn van de belangrijke en tegelijk gevoelige positie die zij hebben. Dat de hoofdpersoon van de behandeling de cliënt is en niet de behandelaar. Dat we zo veel mogelijk moeten aansluiten bij de (beleef)wereld van de cliënt. Nadenken over hoe we de cliënt het best kunnen helpen en wie hierbij kan ondersteunen. Nadenken over de context en belangrijke personen voor de cliënt en die betrekken. Buiten de kaders denken. Niet de cliënt in de kaders proberen te plaatsen, maar de kaders rondom de cliënt plaatsen. En vooral onthouden dat de belangrijkste factor echt de relatie met de cliënt is. Misschien had het mevrouw Omari veertig jaar klachten bespaard als haar psychloog destijds deze uitgangspunten had gehad.